Schoppen Vrouw In de herberg waar men woorden spaart was ik te gast drie maten om de tap geschaard men klaverjast een vette knipoog van de waard de heer een bier dat zat ik onbespraakt waar de toog een ronding maakt en blikte neer De namiddag zat al bijna rond de vrouw toen traag een van de drie opstond en huiswaarts wou hij klopte even op zijn kin de boer en met gepaste wederzin nam 'k dan zijn plaats maar in en klaarde hij de vloer. Laurens Vranken ? Uit: Maatstaf 1988 nummer 2 |