Scotch Terrier in een koffiehuis Hij zit zo rustig in het koffiehuis Op 't smalle bankje lusteloos te geeuwen, Als een die, overal en nergens thuis, Tevredenis, tot aan het eind der eeuwen, Met 't leven dat hem nimmer heeft bedrogen. Zijn blijdschap spreekt uit 't kwisplen van zijn staart En gansch de vriendschap van zijn listige oogen Groeit tot een glimlach in zijn ruigen baard. Hij werd als ik in 't Paradijs geschapen In wilden staat en ligt voor zijn plezier Thans in dit zeer voornaam café te slapen . . . Een eender lot? Neen, wat men ook vertelle, Ik ben beschaafd en dit onmondig dier Kan voor zichzelf niet eens een glas bestellen. Jan van Nijlen. 1884-1965 Uit: Verzamelde gedichten. 1904-1948 A.A.M. Stols. Uitgever 's-Gravenhage 1948 |