Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing

Culinaire links

Culinaire reizen, kooklessen

Contact  


's LEVENS BEKER

Laat smaragden en saffieren
's Levens brozen beker sieren;
Laat robijn en diamant
Schittren om zijn gouden rand;
Laat hem roos en anemonen
Met het geurigst kransje kronen;
Laat de tintelende wijn
Gloeien door zijn kristallijn;

Laat hij tot de boord geschonken,
Vrolijk schuimen, dartel vonken,
En verlokken oog en hart;
Laat hij met zijne eerste teugen
't Onbedreven hart verheugen;
Ach, wat geeft hij toch dan smart!

Duizend die hem vrolijk grijpen,
Maar met harde vingers nijpen,
Breekt en barst hij in de hand;
Dan beklagen zich de droeven,
Dat zij 't vocht nog nauwlijks proeven
Of de zoetheid ligt in 't zand.

Andren netten pas de lippen,
Of zij laten hem ontglippen,
En zij doen dezelfde klacht.
Andren, die er groots mee pralen
Laten 't nat er in verschalen,
En verliezen geur en kracht.

Andren zwelgen! Maar met horten,
En zij plengen, druipen, storten,
En verkwisten 't kostbre vocht,
O, hoe zeldzaam, die terdege
's Levens volle beker legen,
Die hem wel genieten mocht!

Doch men grijp hem wel en handig.
Hou hem vast, en drink hem leeg,
Ernstig, matig, en verstandig!
Ach, wat is het, dat men kreeg?
De eerste mondvol mag dan smaken,
En de dorst ons gaande maken
Door een soort van prikklend zoet;
't Week verhemelt' zachtjes strelen;
Lieflijk door de gorgel spelen;
En doen maag en hersens goed.
Maar hoe zoet het eerst moog schijnen,
Al die wellust gaat verdwijnen;
Al wat smaakte gaat er af;
Ieder teug valt immer banger;
En de nasmaak wordt steeds wranger;
Ja, het laatst is enkel draf.

Neen, men moog om krans of bloemen
Of om uiterlijke praal
Mij die schone beker roemen ;
Ik, ik dronk hem, die pokaal!
Ik, ik weet, wat wrede zorgen
In die wellust zijn verborgen
Die zijn eerste teug ons geeft!
'k Heb in maag en ingewanden
't Zuur vol scherpte voelen branden,
Hetgeen zijn zoetheid in zich heeft!
'k Ken de naweên van die teugen,
Die een ogenblik verheugen;
'k Heb hun nasmaak in de mond:
En mocht me iemand, in dit lijden,
Van de laatste drop bevrijden,
O, dat waar een blijde stond!


Willem Bilderdijk.  1756 - 1831
Uit: Nieuwe mengelingen
J.W.IJNTEMA en Comp. Amsterdam 1806