De slimme waard De waard in 't Schaak biechtte, van herten devoot, Dat hij in de heete wijn dikwijls water goot, Tegen een priester die 't garen had in zijn vel. *) "Och kind," zeide hij, "dat is een doemelijke dood, Voor dees reis absolveer ik die zonde groot. Dan, zoo gij't meer doet, zoo vaart gij in de hel, Men moet geen ding verkwaân, dan verbeteren wel." Toen verstond de waard eerst den rechten grond. Nu giet hij de wijn in 't water, dat en is geen zond. *) die de wijn gaarne dronk. Roemer Visscher 1547-1620 Bron: "Hoog het Glas", bijeengebracht door Gustaaf Van Elring. 1926 Aangeboden door Wijnhandel Ferwerda en Tieman, Amsterdam |