Een somber drinklied De scheeve huizen schuiven langs elkander En de aarde schommelt als een schuit, Wij zijn Napoleon en Alexander, - Waarom gaat nu de kerk al uit? Die staat zie toe dat hij niet vall' En waar de meisjes zijn is 't bal. De stad is als een tentenkamp van kroegen; Op iedren hoek is troost en waan En alle zwervers die ooit heulsap vroegen Worden in onzen dronk voldaan. 't Hoofd is met sterren volgeladen, Wij zijn gezworen kameraden. Men moet beleefd zijn voor de late vrouwen, Misschien is ééne ons wel beloofd. Lantaarns hebben oogen, bek en klauwen; - Wie heeft ons laatste geld geroofd? Jenever is toch vloeibaar goud En eikenhout is eikenhout. Wij moeten verder gaan en nooit meer rusten, De wereld wordt ons veel te klein. Wij stijgen boven, liefde, uw loome lusten In de avondlucht die koud en rein Ons zuivert van alle angst en spot Omdat ons hart verdorst om God. Jan Greshoff. 1888-1971. Bron: Spiegel van de Nederlandse Poëzie door alle eeuwen 1900 - 1940 Victor E. van Vriesland 1953 Meulenhof Amsterdam |