Als je de schil van een mandarijn knakt, komt de
geur in een fijne nevel los. Dat verschijnsel inspireerde de
Zuid-Afrikaanse dichter D.J. Opperman tot een gedicht.
Sproeireën
My nooi is 'n nartjie,
my ouma in kaneel,
daar's iemand, iemand in anys,
daar's 'n vrou in elke geur!
As ek 'n stukkie nartjieskil
tussen my vingers buig of knak,
breek uit die klein sproeireën
wat geurend om my hand uitsak,
die boorde weer van Swartfoloos
en met die nartjies om my heen
weet ek hoe dat 'n vrou kan troos
O my nooi is 'n nartjie,
my ouma in kaneel,
daar's iemand, iemand in anys,
daar's 'n vrou in elke geur!
Voor
een beter begrip: sproeireën = fijne nevel, nartjie = een grote
mandarijn, nooi = vriendin, Swartfoloos = een plaats in Natal waar de
dichter heeft gewoond en waar veel mandarijnen groeien, 'Weet ek hoe
dat 'n vrouw kan troos': de geur van specerijen en eten hebben
hetzelfde effect als de zachtheid van een lieve vrouw.
D.J. Opperman 1917-1985
Uit “Die gewildste Afrikaanse gedigte“