Stamkroeg Twee stokoude heren worden bijgeschonken. De jenever puilt als oogbollen uit de glaasjes. Om en om nippen ze zwijgend van hun drank, die langzaam en gelijkmatig daalt: communicerende vaten. Onder de zitting van de stoel hangen de lege broekspijpen van een veteraan. Zijn ogen staan me niet aan, ze lopen vol met wit licht. Iemand bestelt achter de bar een sigaar maar plet hem onder zijn achterwerk. Hij raapt – schráápt de resten bij elkaar en pruimt ze. Geen draadje tabak gaat verloren. Een mond scheurt open in een lach, en sluit abrupt, alsof er iets dreigt te worden verstoord. Willem Thies 1973 |