Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan Er was in 't militaire kamp Een grote consternatie! Niet meer of minder dan een ramp Bedreigde onze natie De erwtensoep was zwaar mislukt En iedereen vroeg bedrukt: Wie! Wie! Wie! Wie! Wie! Wie! Wie heeft er suiker in de erwtensoep gedaan? Wie heeft dat gedaan? Wie heeft dat gedaan? De hele compagnie die heeft het eten laten staan Wie heeft er suiker in erwtensoep gedaan? De korporaal zei: eerst proef ik! 'k Geloof dat jullie dazen! Hij kreeg de hik en liet van schrik Gauw voor de dokter blazen Tot de sergeant kwam van de week Die vroeg als krijt zo bleek: Wie! Wie! Wie! En de sergeant-majoor was kwaad Hij liep rood aan van woede Zijn snor stond stijf als prikkeldraad Het sein: weest op uw hoede! Hij knarste eerst een tandenknars En bulderde toen bars: Wie! Wie! Wie! De luitenant, geaffecteerd Zei: wie maakt hier nu mopjes? Ik heb de soep geïnspecteerd Ze smaakt naar Haagse Hopjes! Geef acht ... rechts richten ... kom nu lui Wie tapte deze ui? Wie! Wie! Wie! De kapitein, die plots gewekt Door deze soep-affaire Een nieuwe krachtterm had ontdekt Gaf daarvan de première! Knots knald'rement! zo riep hij luid Wie haalt hier zoiets uit! Wie! Wie! Wie! Tenslotte kwam de kolonel Correct en afgemeten Zei: strafmarcheren, 't hele stel! Ik ga in 't Zwaantje eten! En sjokkende de heide door Zong de compie in koor: Wie! Wie! Wie! Jacques van Tol 1897 -1969 Uit: De olieman en andere liedjes. Amsterdam, Amber 1992 |