|
Ode
aan een schaal met suikerklontjes
Weten jullie nog, jongens - maar wat een retorische vraag:
herfstvakantie '72 was het: we waren
een weekje in Parijs en logeerden
in de rue Boursault (Métro Rome), een zijstraat van
de Boulevard des Batignolles, ja, dat Batignolles waar jij,
Benjamin
Péret ligt begraven, als 'k het toen had geweten zou ik zeker
een tuiltje anemoontjes op je graf zijn gaan leggen,
als ruim twintig jaar eerder op dat van Apollinaire.
We hebben wat afgewandeld, die dagen - de jongens
hadden Parijs nog nooit eerder gezien en wij ook
al in zo lang niet meer: we zwierven
van de place du Tertre naar het Louvre, van de Eiffeltoren
naar de rue Jacob, van Montparnasse naar de Seine
en van 't Luxembourg weer terug naar het parc Monceau,
ik meestal voorop, dan Stientje met Wiebe,
en Sacha en Ellen weer een straatlengte daar achter aan.
En uit elk cafeetje of van ieder verwarmd terras
waar we korter of langer neerstreken, namen we een paar
klontjes mee, in zo'n spannend beletterd
papiertje: F. Béghin, Le Luxembourg, Escurial,
Cafés Richard, Cafés Armor, Brasserie Le Coq,
Cafés J. Ladoux, Le Cosmos - 't werd op 't laatst zelfs zo'n
sport
dat we loerden of andere klanten al opstapten
om hun ongebruikte dan ook nog vlug mee te grissen.
Nu staan ze al weer ruim twee jaar in een schaal op het tafeltje
waar we meestal rond zitten - de kleuren zijn verbleekt, onverlaten
hebben er toch slinks weer van
in hun koffie of thee gegooid. Zoals in 't oude Egypte
de farao's zich lieten begraven met al hun schatten,
denk ik soms, dat ik nog eens bepaal: laat als 't zover is
al mijn boeken maar rustig op hun planken,
maar die schaal met suikerklontjes moet wel met me mee.
C. Buddingh' 1918 - 1985
uit: Het houdt op met zachtjes regenen, Amsterdam, 1976
|