's Zondags eten wij uit eigen tuin Wat tarwekorrels bij het kippenvoeren ipv. klapkauwgom en als de haan aanvalt -niet bang zijn niet bang. De haan springt naar mijn keel -Klap klapkauwgom uit mijn mond gepikt. Maar opa, vanachter de schutting de tuin inkijkend -Waar zijn de hamers!- van twintig meter afstand. Ik tussen de seringeboom en de aalbesstruiken, rug tegen de geteerde schuur. In de goot weggevlucht met een vol voerblik. Mijn vader moest dat jaar weer kuikens kopen; szondags een verbrijzelde hanevleugel op bord en verder heel de week zijn poot bij de hand; de tenen bewegen; weer anderen de stuipen op het lijf. Ad Zuiderent 1944 De afstand tot de aarde De Arbeiderspers Amsterdam 1974 |