Taart
Ik gromde van geluk. Ik zong
een liedje van de radio.
Er werd een taart
gebakken, ergens in de buurt.
Bakkersdromen.
Slagroomorgie. Schuim. Je lijf,
je lijf. Je
onbekende lijf. Waar was het dan? Waar
is ze dan? Waar zijn we nu?
De wijngaardvelden
van Bordeaux. De wildernis in
Borneo. Ik schreeuwde
over alles heen. Genoeg.
Wees nu maar stil. Of stiller.
Wees nu stil. De
keuken is een kluis. De keuken is
de plek waar ik het offer
voorbereid. En zie, seconden
later mengde ik:
bloem en ei en melk. Ik kneedde mij
een lichaam
naar gelijkenis. Ik tekende je ledematen
in het deeg. Daar was je dan.
Met latjes
en rozijnen. Knapperig en zacht. Ik
dacht:
ik breng een stuk. Waarheen? Ik bracht het
toch.
Chrétien Breukers (1965)
uit: De zomer haalt nog
één keer uit (2016)
|