Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  

 1. Houdt dit voor d' eerste tafelwet, zit waar de waard u
     nederzet.
 2. Doch of ge staat of dat ge zit, maak dat gij God te voren bidt,
     Opdat gij zegen krijgen meugt en zoo geniet gij rechte vreugd.
 3. Maar hoe het zij, toon blij gelaat en houd ook zoete tafelpraat.
 4. En als gij naar de spijze tast, zoo dient hierop te zijn gepast.
     En breng hiertoe geen nagel voort, die draagt een zwart
     fluweelen koord.
 5. Eet voorkost of gij wordt verdacht, dat gij gebraad of taarten
     wacht.
 6. Maak dat ge in 't eten naarstig let, dat gij uw wangen niet besmet.
 7. En wapper met uw voeten niet.
 8. Uw buurman ook geen schouders bied.
 9. Zijt gij nog jong, zoo snoer uw mond en spreek niet dan op
     vasten grond.
     Maak dat gij nooit de reden breekt, vooral wanneer een
     wijzer spreekt.
10. En lees aan tafel geenen brief, al kwam hij van uw zoetelief.
11. Vooral schuw twist en norsch gekijf.
12. Ook handspel met eens anders wijf.
13. Maak dat gij wijn noch bier en stort.
14. En speel niet met uw tafelbord.
15. Verhaal een anders feilen niet, ook van die gij daar niet en ziet.
16. En fijmel niet met uw servet, want dat is tegen d' oude wet,
     Het schijnt dat gij door vreemd gepeis, dan zijt gij als op een
     verre reis.
     Het dubben 1) als gij eten moet en vindt geen blij gezelschap goed.
     Doe dat als gij alleene zijt : aan tafel is geen pruilenstijd.
17. En steek geen hand in zak of schoot, maar houdt ze voor
     gasten bloot.
18. Spreek nooit van eenig vuil bejag, dat iemands walg verwekken
     mag.
19. Maak geen geluid wanneer ge drinkt.
20. Uw hoest of niezen wel bedwingt. Gaat dit niet, toon dan
     nooit een open mond. Maar houdt er hand of neusdoek voor.
21. En zet geen glas op uw teloor.
22. Tast met drie vingers naar de spijs.
23. En schrap nooit suiker van de rijs 2).
24. Tast ook niet haast een schotel aan, die niemand nog en
      heeft bestaan.
25. En grijp niet naar den besten bout.
26. En sla geen vingers in het zout, maar neem het liever met
     een mes.
27. Doch houdt dit voor een vaste les.
     Dat gij nooit van de tafel rijst, voordat ge God ten volle prijst.
     0 geef den milden Schepper dank, dan geef ik u een vrijen Bank 3).

1) Sammelen, afwezig-zijn.
2) Rijs, rijst.
3) Bank, gang

Jacob Cats (1577-1660)
Uit: Vader Cats en de Vrouw.
Een boek voor Gehuwden en voor hen die zich tot het Huwelijk bereiden
Johanna Breevoort.  J.H. Kok-1915-Kampen