Terug in Amsterdam Nu zit ik weer bij Reijnders achter puur en blus de lust, die toch niet valt te doven, en blijf U allen groene kolen stoven, die toch onsmaak'lijk zijn en zonder duur. Zo voel ik mij een povere figuur, een schamele, dien niets men kan ontroven, een sombere, die onder ziet als boven, een trage, die seconde ziet als uur. Maar toch leeft ergens in 't conglomeraat het wezen, dat zich scherpt op d'ene draad, die eens de wereld in het lid zal tillen. Alleen-dat wezen komt meestal te laat, daar het slechts uitmunt door wel goed te willen doch nimmer goed te doen, tenzij bij grillen. 2. Ik ging naar Reynders, maar bij Eylders moest ik zijn om d' oude vrinden weer te vinden. Zo vindt het opgegroeide kind de linden gekapt, verlaten 't huis, de gaarde woest. Voor koffiehuizen ook verkeert de gunst. Zoals de kunstenaars het pleit verliezen, kan ook de tourniquet opeens bevriezen. De schijn bedriegend, rijmen wijn en kunst. De kastelozen en de kasteleins zijn eensgezinden tot de hoogste tijd. De lichten doven dan en d'eenheid splijt en in de kassa blijft de droge cijns voor de extase in de geest des wijns en in de magen gist de wijn tot spijt. Reinold Kuipers 1914 - 2005 11 dec'41 Elders en Eylders Wie 't elders vinden kennen Eylders niet, want hij blijft elders weg, die Eylders ziet, Alleen wie geld besteedt van brood voor drank, zie Eylders niet. Maar dat is een ander lied. Reinold Kuipers 26 Aug. '42 Bron: Eylders, het leven van een tegendraadse Amsterdammer A.W. Bruna & Zn Utrecht/Antwerpen 1971 Café Eijlders |