Troost-Liedeken der Papen onderlaghe. Op den thoon alst begint. Pater grijpt doch eenen moet, En kust eens u Abdisse, Al ligghen wy nu onder de voet, Wy hooren noch daghelijcks Misse. Wy hopen wy sullen, Ons Buycxken noch vullen, Wat leckers doen smullen, Deur brieven, deur Bullen, Al zijn wy nu verjaecht, U Kappers, Lamoenen, U Kiecxkens, Cappoenen En zijn niet al gheknaecht. U Viskens oock seer net ghebraen Met Sauskens overgoten, Annijs, Succaden wel ghedaen Teghens den Windt besloten: U kocchen, u kuymen U hoesten u Fluymen, Sal ick u doen ruymen, Door Suycker end Pruymen; Dus suldt ghy zijn ghetoeft, Een Beddeken sachte, Om slaepen by Nachte, End dat daer toe behoeft. Koecxkens, Vyghen, end Rozijnen Om soberlijcken te Vasten: U Zuypen soet van Rinsche Wijnen Die 'tHarteken niet belasten, Die zal ick u maecken, End lustich doen smaecken, U Lipkens, u Kaecken, Zal icker doen blaecken, Dus Paterken weest gherust, Van zwaerheydt end smarten, Off druck vander harten, End doet al wat u lust. U Lenden-Kusken wel gheheet, Een Stooffken onder u voeten, 'Smorghens vroech eer ghy u kleet, Zal ick u comen groeten, End segghen als Mater: Goeden dach lieve Pater, Belieft u wat Water, Te wasschen uwe Frater? Wat dienter dan meer gheseydt: Te segghen met stuypen ., Belieft u te suypen Een Eyken, versch geleydt? Princelijcken Pater Fraey, Al moeten wy sobereeren ., Ons rolleken krijght noch eenen draey, : Wy zullen noch domineeren, Want Princen end Graven Die ryden en draven, Deur ghiften end gaven, , Als knechten end slaven, Voor ons al inden Strijdt, Wij hopen de Renten, Van onse Conventen t'Ontfanghen in korten tijdt. Anoniem HET GEUZENLIEDBOEK Ed. dr E.T. Kuiper en P.Leendertz jr. W.J.Tieme&Cie, 1924 |