Tussen tong en verhemelte De kruisbes klapt tussen tong en verhemelte open en op de tuinbank zitten de tantes, hun schoenen in 't vergenoegd knisperend grind. Binnen zit de grootvader eeuwig te lezen in de cocon van zijn doofheid, de rook uit zijn pijp kruidig en vast om zich heen. De grootmoeder roept vanuit de schuur waar zij het vuur onder de wasketel opstookt, dat er nu maar eens karnemelk moet worden geschonken. Uit het keldertje onder de bedstee wordt dan de kan naar boven gedragen. God weet nog niet dat hij dood is en heeft alzo de wereld lief. J. Eijkelboom 1926 - 2008 Uit: Verzamelde gedichten De Arbeiderspers 2012 |