Het varken en haar slager Een varken, alhoewel wat mager, moest zo dolgraag naar de slager, ging beangst zijn winkel binnen en wist niet hoe ze moest beginnen. Daar stond ze doodstil in de rij. De slager wenkte haar nabij want zij had zulke ronde hammen dat hij ze wel had willen kammen, nee zij had zulke mooie billen dat hij ze wel had willen villen. 'Wat zal het zijn?'vroeg hij beleefd. Zij vroeg:'Of u iets aan mij heeft?' Hij zei, wijzend op de nette rijen worst en koteletten: 'Dat zou wel kunnen wezen maar mijn zaakje is geen abattoir, en deze mensen zien niet graag het ware werk van geslaag. Pas na uw laatste ogenblikken kan men ons eindprodukt goed slikken, doch een omvatting van dien aard gaat met heel wat, zeg maar, gepaard.' 'Best, er beweegt iets in mijn brein dat heel uniek maar ook heel klein voor anderen van nut kan zijn. Ik zag dat graag op vele borden als iets van mij, onthouden worden maar vraag mij af of ik aan schijven nog grotendeels mijzelf kan blijven. Ben ik dan nog te omschrijven?' De slager stelde haar gerust: 'Wie met een voldoende lust wordt gegeten, wordt gekust. Ik heb hierover nagedacht' zei hij en kwijlde onverwacht, 'men ondergaat een overdracht: geliefd, geslacht, dan nageslacht, doch met het nazaad één te wezen doet men beter in den vleze, met inbegrip van pens en pezen.' 'Jamaar'zeurde het varken, 'toch, ben ik van zog en zeug tot trog na dat maal mijzelf nog? Vetspoed!'riep zij eensklaps uit en wankelde verdaasd naar buiten, 'ik ben het oogspek van uw borst waarop de taal mijn teken morst, ik ben de broodschaal van mijn korst!' Ach! Al haar onverwachte vormen van prachtige gedachtenstormen kwamen van wat hersenwormen. Wanneer was dit dan gebeurd? En werd haar vlees wel afgekeurd? MORAAL Je moet wel weten wat je eet Anders ben je zo poëet. Leo Vroman. 1915 - 2014 Uit: Psalmen en andere gedichten, Querido, Amsterdam 1995 |