Verdrinken ô Diepe zee, ô
wijde plas!
Wat ligt er in uw golven Al menig-een bedolven!... Maar toch! - hoe groot het aantal was Van hen, die in Uw' afgrond zonken, Toch zijn er vrij wat méer verdronken In 't klein jeneverglas. ô Diepe zee, ô wijde plas! Wie in Uw' vloed moest sneven, Weet, dat zijn dood en leven Toch in de hand des Heeren was! - Maar wie zegt, in Wiens hand zij zonken, Die in het helsche vocht verdronken Van 't klein jeneverglas! J.P. Heije (1809-1876) uit: Al de volksdichten, deel 2 (1865) |