Verlaine De wereldwijzen zijn de onwijsten, De onnoozle flinken, die vanzelf Zich wringen in de krapste lijsten, Zich krommen onder elk gewelf. Wat geeft het lot aan de gedweesten, De dienenden mèt heug en meug? Een vorm, gebootst op geijkte leesten, Een muffe bete, een zure teug. De wereld is een sluw belover, Een bieder vol arglistigheid; Maar slaat gij toe - gij houdt niets over: Gij zijt èn koop èn koopsom kwijt. Waarom dan 't hart te laten derven, Den weglangs naar het eind der reis, En niet gelijk Verlaine sterven, Dichter en dronken, vuil en wijs? J.C. Bloem. 1887-1966 Uit: Verzamelde gedichten. 1976 |