De verlopen student
Hij was 'n geestige student, Een onbezonnen goeie vent, Voor die ging drinken. Hij was nooit hinderlijk of plat, Omdat-ie daar geen zin in had, Voor die ging drinken. Hij lachte met een keukenmeid, En liep college op z'n tijd, Voor die ging drinken. Al was zijn maandgeld afgepast, Van beren had-ie nimmer last, Voor die ging drinken. Zijn ouders schreef ie trouw op tijd, Een briefje vol met malligheid, Voor die ging drinken. De oudjes leefden heel gewoon, En spaarden alles voor hun zoon, Voor die ging drinken. Toen kreeg ie vrinden bij de vleet, omdat ie altijd moppig deed, Toen ging die drinken. Hij werd de leukste van de kroeg, Daar zat-laat, daar zat-ie vroeg, Om maar te drinken. Z'n veerkracht en z'n geestigheid Die raakte die al fuivend kwijt, Door al 't drinken. Nooit zei die meer 'n fijne zet, Wanneer die lachte was-ie vet, Van al 't drinken. Soms had ie dagen lang berouw, Van al zijn akelig gesjouw, En van z'n drinken. Wanneer die an z'n moeder dacht, Dan huilde die de hele nacht, Door al z'n drinken. Dan gaf ie d'r een duur cadeau, Een gouden medaillon of zo, En ging weer drinken. Hij dacht dat ie die lieve vrouw, Daarmee 'n beetje troosten zou, En bleef maar drinken. De duiten waar die vet van was, Zond moeder 'm voor 'n overjas, Ging-ie verdrinken. Dat beetje zuur verdiende geld, Werd in 'n nachtkroeg neergeteld, Om voor te drinken. Nu dwaalt-ie als een schooier rond, Nu leeft-ie als 'n zieke hond, Door al't drinken. Nu vloekt-ie in z'n razernij, Die kanker van de maatschappij, Dat lamme drinken. Z'n jonge leven is-ie moe, Nu is-ie naar de weerga toe, Door al't drinken. Nu droomt-ie 's nachts in een portaal, Van z'n verloren ideaal, Hij is verdronken. J.H. Speenhoff 1869-1945. Uit de beste gedichten van J.H. Speenhoff, verzameld en ingeleid door J. Greshoff. Kramers Pocket Reeks nr. 36 Uitgeverij V.A. Kramer-'s-Gravenhage. 1958 |