Op een nacht in zijn herfst opende Zorro de koelkast. De vla trilde van angst. Zorro voelde de pijn van de vla en zei tegen hem dat hij hem niet op zou eten en alleen wat sap wilde drinken. Voor die vla zong Zorro dit lied. Vla, mijn broer, komend van het land van de melk, wachtend op je eind in een koelkast. Tril van kou, maar tril niet voor mij. Vla, mijn broer. Ook ik tril in een koelkast, kouder dan die van jou. Een koelkast zonder deur. Vla, mijn broer, jij moet hier koud worden om daar niet te verrotten. Ik moet hier verrotten om daar niet koud te worden. Ik ben gevoelig, onzeker. Mijn grote mond is groter dan mijn hart. Als jij voor mij trilt, word ik bang voor mezelf. Jouw koelkast is mijn leven. Mijn koelkast is jouw leven. Wees niet bang voor mij. Jouw koelkast is fruit en groente, kaas, jam en zomer. Mijn koelkast is donker en wachten, eenzaamheid en heimwee. Ik open mezelf en er komt niets, behalve dit lied als eeuwige vriendschap tussen jou en mij in deze lange herfst. Vla, mijn broer, uit de melk van de vrouw en de melk van de koe zijn wij gebouwd. Rodhan Al-Khalidi Uit: ‘De herfst van Zorro’ (Meulenhoff/Manteau) Uit de afdeling: Gedichten van de hoogste verdieping van Zorro |