Vrouwencafé In het vrouwencafé zit je prima als vrouw Want het bier is er best en de rook is er blauw In het vrouwencafé wordt geboomd aan de tap En geen woord over kroten of havermoutpap In het vrouwencafé wordt gebrast en gelald Worden moppen getapt, worden vuisten gebald Al zit er ook altijd een dwarsige meid Die demonstratief aan een jumpertje breit In het vrouwencafé danst dat volk lijf aan lijf En er zit voor het eerst een vrouw aan je wijf Het hart op z'n plaats en al lachend de mond Een hand op een tiet en een hand op een kont In het vrouwencafé voelt geen mens zich bekocht Want daar soppen de dijen in 't hitsige vocht Daar zwabberen de borsten, niet langer bekneld Daar is Anja de god, daar is Anja de belt ... In het vrouwencafé, bij het raam op de grond Daar hurkt de praatgroep van Pijkel in 't rond Daar gaan de verhalen van 't grimmige lot Dat vrouwen een prooi maakt van mannengenot De mijne, klaagt iemand, die vent is zo leip Die ligt maar te zaniken of ik hem pijp Nou, doe het vanavond, zegt Pijkel kortaf En bijt dan die smeerlap zijn eikel eraf! In het vrouwencafé staat een wrakkige plee Daar doet een jong vrouwtje d'r broek naar benee En leest op de muur met een kreet van plezier: 'Ageeth, lik me reet' en 'd'Ancona was hier' En de rockmuziek klinkt er zo hard, zo keihard De vriendschap is heet en de haat is er zwart De lach is er gul en de drank niet te duur En ik ben de lul en de druiven zijn zuur ... In het vrouwencafé! In het vrouwencafé! In het vrouwencafé! Jacques Brel, tekst bewerkt door Frans Halsema en Guus Vleugel. Bron: Ik zou je het liefste in een doosje willen doen Jacques Klöters en Kick van der Veer Nederlandse Chansons en Cabaretliederen 1958 - 1988 Nijgh & Van Ditmar 1989 |