We toostten De wijnfles kreeg haar schortje voor de nadrup op te vangen; wát kostlijk vocht geschonken wordt, steeds blijft een druppel hangen; Mama zei:'Jongens, opgepast: Geen vlekken in m'n fraai damast.' In het zakje van dat schortje stak een doekje met een kantje en zie, dat doekje droeg coquet 't gefestonneerde randje; een fles zo smaakvol aangekleed, wat die al niet voor wond'ren deed. En veel meer dan ons was voorzegd werd daarna uitgeschonken; we hebben zelden zo oprecht op iemands heil gedronken! elk hief z'n glas, men klonk en zei: "Mevrouw, nog honderd jaar erbij!' En toost op toost werd ingesteld; men toostt'in alle talen; meer werd aan leeftijd haar voorspeld, dan ooit een mens kan halen. Mama zei steeds maar:'Opgepast, geen vlekken in m'n fraai damast ...' Waarom zou zij zo angstig zijn voor haar fraai tafellinnen? Men kan de vrouw, men kan de wijn, ook vlekkeloos beminnen! 'k Zie weer de lege flessen staan; 't is alles meer dan goed gegaan. Jac. van Hattum 1900-1981 Uit: Om een bokaal vol wijn. 1967 Uitgeverij Van Lindonk. Amsterdam. Een bundel met 24 verzen van eigentijdse Nederlandse dichters, uitgegeven bij het 125e wijnjaar van Robbers & Van den Hoogen n.v., Arnhem. 1842-1967
|