Wijn met de paplepel ingegeven is ze mij niet - integendeel, kan ik bijna zeggen, maar weer niet helemaal: als mijn vader bier dronk, kreeg ik een glas koude thee, waar mijn moeder een laagje schuim op wist te toveren, en mijn vader nam zondags altijd een paar oudjes voor het eten; op verjaardagen was er voorburg en advocaat en een schilletje, en natuurlijk boerenmeisjes en boerenjongens (het verschil-althans waar het drank betreft- is mij nooit recht duidelijk geworden). later, toen ik zelf aan de korte broek en het kogelflesje ontgroeid was, werd het pils vanzelfsprekend, en, op koninginnedag, oranjebitter-maar wijn: ik zou echt niet meer weten wanneer ik het eerste glas dronk, en toch was 't een belangrijke dag: het begin van een liefde voor het leven; alleen, dat wist ik toen nog niet, zomin als mijn zoon nu beseft als hij roept: 'is die fles al weer leeg?'dat zijn zoon hem eenmaal misschien wel hetzelfde zal vragen. ik las in 'learn yourself scouse'dat in Liverpool een wijndrinker een 'plonky'genoemd wordt; welnu: zo'n 'plonky' ben ik-gedwongen, ten dele; (o, die onbetaalbare whisky!), maar ook omdat alles wat men uit druiven kan persen mij smaakt, en als iemand mij vroeg: 'wat hoop jij, dat de toekomst je brengen zal?', zou ik, na: 'gezondheid voor vrouw en zoons'zeggen: 'een keel, waar sherry en moezel, bourgogne en port, nog een kwart eeuw lang even gretig ingaan als Gods woord in een ouderling? C. Budding'. 1918 - 1985 Uit: Om een bokaal vol wijn. 1967 Uitgeverij Van Lindonk. Amsterdam. Een bundel met 24 verzen van eigentijdse Nederlandse dichters, uitgegeven bij het 125e wijnjaar van Robbers & Van den Hoogen n.v., Arnhem. 1842-1967 |