Wijnlied Achter het slierende, waaiende wolkengordijn daar persen de engelen druiven tot wijn. Op hun bloote voeten siddert de gloed van 't nieuwe menschenbloed. Dit bloed is nu ons allen één geschonken. Wij waren vijanden totdat we het dronken, maar morgen zijt ge allen weer beest en ik een dier, broeders zijn we alleen hier. Gij drinkt de gloed van zon en ik van sterren en werklijkheid is nu wel ver, heel verre, want achter het slierende, waaiende wolkengordijn daar persen engelen druiven tot wijn. Dat ik toch eenmaal als engel boet voor mijne zonden en eeuwig druiven persen moet. Frits Scheers Bron: De dorstige dichter, omvattende een bescheiden verzameling gedichten en liederen uit nabij en ver verleden, handelende over den drank en zijn schenkplaats, over den dorstige en over de dorst vergaard door Han G. Hoekstra. Uitgeverij Bigot & Van Rossum N.V. Amsterdam 1939 |