De wijnstok Aan uwen sterken muur gestut, Voor allen geuren tocht beschut, O God, laat dragen In zuivre lucht, Mij eedle vrucht, Naar uw behagen. Gij, die de winden hebt geluwd, Uw zoetheid in mijn vrucht gestuwd, Warm gouden zeemen, Zoodat de hand Bevende brandt, Om haar te nemen, Kom zelven tot uw rijpende aard De bonte en bleeke najaarsgaard, Zij toeft uw stonde. En laat mijn wijn Geheven zijn Ten uwen monde. Willem de Mérode 1887 - 1939 Verzamelde gedichten. De Prom, Baarn 1987 |