WONDERBARE SPIJZIGING Onze Vader die in de hemelen zijt, wij danken U voor Uw barmhartigheid, Uw zoon Jezus – geprezen zij zijn naam – kwam wederom in ons midden staan en volbracht, als toen Hij op aarde ging, een wonderbare spijziging. Wederom, herderloos als wij zijn, bevonden wij ons in een woestijn. Geen voedsel bood het berooid gebied, het elders kopen konden wij niet. Maar Hij was met ons in dat oord. “Geeft hun te eten” klonk zijn woord. Voorts, nadat men tezamen las de geringe mondvoorraad die er was, deed Hij ons zitten groepsgewijs, nam, toen wij zaten, de vergaarde spijs, zag op ten hemel, zegende ’t brood, brak het, - en wat ternauwernood had kunnen volstaan voor één gezin, bleek, toen men het uitdelen ging, voor een geheel volk te volstaan. Grote dingen hebt Gij aan ons gedaan. Wij dank U voor Uw barmhartigheid, onze Vader die in de hemelen zijt. Martinus Nijhoff 1894 - 1953 Uit VERZAMELDE GEDICHTEN 1964 |