Zenuwsoep Ik werkte naarstig bij 't fornuis En kookte consommé Daar had ik knikkers in gedaan En zeven lepels thee. Daar dreven stukjes lever in En een bouquet garni, Een veter en een vijgeblad En schijfjes zoute knie. Ik deed er zinkzalf in en was En zeewier en azijn, Twee lepels lijm, drie staafjes lak, Vier maatjes terpentijn, Een handvol hooi, een half ons klei En drie pond zoute vis, Twee rollen bloemetjesbehang, Een halve fles vernis. Ik roerde er een briefkaart door, Een fietsbel en een bril, Het staartstuk van een zondebok En een kininepil. Maar toen ik Mientje proeven liet, En naar haar oordeel vroeg, Riep zij: 'Jij aap! Je leert het nooit. Het is niet zout genoeg. Daan Zonderland. Uit: Redeloze Rijmen. Uitgeverij Het Spectrum. 1960 |