Zuidelijke gastvrouw zij snijdt nog brood op de ouderwetse manier zij neemt het bijna als een baby in haar armen - zij moet een warm hart hebben - denk ik een rilling van bijna betrapte herkenning gaat door mij heen ik word weer klein en sta aan tafel met de punt van het mes maakt zij een kruis van korst tot korst het lemmet klieft het grijs van golgotha zij schijnt het niet te merken ik bespied haar feller het brood, een donkere homp nu draait zich tussen haar borsten rond en om haar warme wijze mond beeft een nauw aanvaarde glimlach als zij zegt terwijl zij de sneden behoedzaam op de broodschaal legt: wat zijn de jaren snel gegaan ik had je bijna niet herkend nu ik het kind en jij de moeder bent Maria van der Steen 1906 - 1987 Bron: Spiegel van de moderne Nederlandse poëzie samengesteld door Hans Warren Meulenhoff Amsterdam/Kritak Leuven 1992 |