Zuurkool met spek Zoon, neem nog een stukje spek, Er is heden geen gebrek; Neem wat kool, die staat er voor, 'k Ga straks even op mijn oor. Dat gerecht, wel vet en zwaar, Eet ik nu reeds dertig jaar; Heden zag ik 't blank en frisch, Tot mijn vreugd weer op den disch. Had maar ieder zulk een maal, Nimmer greep hij naar het staal, Maar had zeker te allen tijd, Eerbied voor zijn overheid. Is het buikje rond en dik Nooit heeft men in twisten schik, Nimmer schendt dan eene hand Een der wetten van het land . Maar men spreekt, van zorgen vrij, 's Avonds meestal een partij, En men drinkt een glas vier, vijf, Tot gezellig tijdverdrijf. Denk, mijn zoon, hier altijd aan, En laat nooit de zuurkool staan, Dan zult gij, waar ge ooit verschijn, Nooit een oproermaker zijn. P.H.J. Visser Uit: Luimige gedichten. Leiden.Noothoven van Goor 1870 |