De Boer Leve de volksche man, de brave boer! - Hij strooit het zaad in de gelijke voren of zwaait de zeis door 't overrijpe koren dat brengt hem daalders veel en rijk'lijk voer. Des Zondags gaat hij met zijn zonen, stoer, ter kerke, naar de Blijde Boodschap hooren en 's avonds ziet ge hem zijn pijpje smoren, met schoenen aan, op den geschrobde vloer. Maar of de stadsmensch hongert laat hem koud, hij geeft alleen maar tegen klinkend goud en 't roert hem niet of and'ren hem begekken; (= bespotten) begeerig telt hij bij het zuinig licht en snoert de kous met de dukaten dicht: voor hem mag ieder, - niet zijn vee! - verrekken!- François Pauwels 1888 - 1966 |