Keuken Op de plank ligt oud brood voor de eenden en een tafelmes met zilvermerk, gebruikt om hompen mee te snijden, nieuwe rafels aan het kleed waarop gemorst theewater zich in parels isoleert. Een dode cactus staat op het kozijn onder benard en gelig licht; Gods oog werd aan de muren ingelijst, niets ontziende woede achter de pupil tornt op tegen de bluf van oud servies dat op de schabben pronkt, maar het oortje van de suikerpot verzeilde op de bodem van soepterrine, de gouden rand van elke koffiekop vervaagde tussen zoveel lippen. Peter Ghyssaert 1966 Bron: Honingtuin, Bert Bakker 1991 |