Klaagzang om brillant verleden Multabibi O wanhoop der moderne tijden, van huizen als sigarenkistjes, van apenbrillen, journalistjes die aan subtiele kwalen lijden - van fijn geschreven jammerkreten en nare, kwellende vizioenen, van bestiale legioenen volkshygiënisten en proleten. De stad had vroeger iets veel lichters door kermislui en orgeldraaiers. Biedt Moeder Aarde zooveel fraaiers nu huis aan huis moderne dichters hun eigenzinnig leven slijten, zichzelf en anderen vervelen met hun cubistische tafereelen, waar zelfs de visschen niet naar bijten? Een drom van hoki poki karren stond vroeger aan de deur der scholen: 'n Geuzenveldslag met Spanjolen, een boschlandschap met zilversparren, een dichtgevroren vaart met arren, ziehier een paar ijskarpaneelen, schoonverwig, puik, ja om te stelen en rijk omlijst door gouden starren. Wie kent nog d'ouderwetsche kroegen, waar druiventrossen stijf uithingen, die plaatsen vol herinneringen aan zorgeloos en licht genoegen? Helaas, waar moeten wij gaan zitten om eens gezellig wat te brassen? Op chique restaurant-terrassen of in onoogelijke kitten. Wie ongehinderd bier wil drinken moet 6 à 7 uren sporen om dan in Gulpen als herboren terstond in 't grootste vat te zinken. Maar duurder is het nog te bitteren naar d'ouden trant der doode vaderen. Wie onverhoopt zijn eind voelt naderen, wil toch voor 't laatst de Bols zien schitteren. En afgezien van stipulaties, lijfrenten en douceurs, legaten aan neven, die hem vinnig haten, inhalig vlassend op dotaties, doet hij het best al zijn credieten als allerlaatste kans op redding, incluis verschooning en verbedding, Bolsvormig door zijn keel te gieten. Want in een tijd van apenklieren en bobbiekoppen - 'n duren kapper - is heusch het borreluur veel krapper en niet meer ferm te financieren. De ouderwetsche slokjesbazen liggen stijf onder hunne zoden. 'n Beroerde tijd heeft drogere moden: de dichters dradiger relazen. De meeste lui drinken uitsluitend wanneer hun pa en moe verjaren zóóveel opeens, dat zij verharen, die schaarse kans geducht uitbuitend; maar andere dagen is 't misère: 't is melk- of waterchocolade, cocacola of limonade, misschien des Zondags een plombière. Wie denkt er nog aan Angostura, aan Longa Vita, zuivere klare of, zoo men wil, aan de bizarre hallef om half, port of madera? 't Is heusch te gek om van te spreken: die eigenwijze droge vlerken zijn nog te stom om iets te merken van 't vruchtelooze hunner preeken. Want wat aan d'een'kant wordt gewonnen aan zogenaamde volkshygiëne, verliest men net zoo hard aan gene; door de ontkogeling der kanonnen, door de versluimering der zinnen, door de vertroebeling der behoeften, door raffinage van 't geboefte, dat uit een leus weet zij te spinnen. Bewaar de Vaderlandsche kelen, die voor geen breeden stroom bezwijken. Laat niet dan over onze lijken de blauwen Holland parten spelen. En blijf het glas geduldig heffen, zoolang nog graan en druiven gloeien, want zit ge eenmaal in de boeien dan zult g'uw lot eerst recht beseffen. Jan R. TH. Campert schreef een tegenzang op dit gedicht. C.J. Kelk 1901 - 1981 Bron: De dorstige dichter, omvattende een bescheiden verzameling gedichten en liederen uit nabij en ver verleden, handelende over den drank en zijn schenkplaats, over den dorstige en over de dorst vergaard door Han G. Hoekstra. Uitgeverij Bigot & Van Rossum N.V. Amsterdam 1939 |