Boek Piet Paaltjens                                   Piet Paaltjens  Dichter-dominee  1835 - 1894                             


Beginpagina

Jeugdjaren in Leeuwarden

Studententijd in Leiden

Predikant in Foudgum

Predikant in Den Helder

Predikant in Schiedam

Over Piet Paaltjens

Culinaire citaten

Gedichten over eten en drinken

Culinaire bloemlezing



Contact  

Tegenzang over een aanvaardbaar heden

                      (Een antwoord)
                                                                           Voor C.J. Kelk


Het is een miss'lijk lot Blijmoedigen beschoren
om steeds te vechten tegen luguber onverstand.
Het leven is te kort, de dagen gaan verloren
met redeneeren voor der doove ezels ooren,
terwijl het glas wacht op 't gebaar van onze hand.

Gij hebt gelijk, o Kelk, niet gunstig zijn de tijden
van waterchocola, half-warme melk en kwast,
van dure restaurants, slechts moeizaam te vermijden,
waar dwazen en uitheemschen coctail-leer belijden,
wier uitkomst wel hen-zélf het allermeest verrast!

Ik kan ze niet meer zien die lange asperge-enden,
met slobberbroek en een reusachtig-chique accent,
die op de maten der muziek 't lichaam grillig wenden,
wier uitgebluschte oogen troebele blikken zenden
dwars door het schel rumoer der jammerende band.

En ook de helden en de liè-iève martelaren
van het fluwelen buis en open Schiller-hemd,
die men meestal ontmoet in gansche legerscharen
met wapperende vaandels, waaperende haren,
waardoor alleen 't verkeer een tijdje wordt gestremd.

Hen allen, die de diepe vreugde van mijn dagen
verstoren willen met hun vervloekte aanwezigheid,
bleekzuchtig achter bête bobbie-koppen jagen
of mij met hunne droge theoriën plagen,
zag 'k graag een min of meer pijnlijken dood bereid.

Wees stil mijn hart! Waarom zoudt gij u driftig maken?
Is ooit aan u geschied wat gij niet hebt gewild?
Geen Blauwe Vaandel-dragers en geen Foxtrott-staken
hebben mij - goddank! - ooit een glas minder doen
                                                                     smaken
of mijn sublieme dorst met lauwe melk gestild!

Wij kunnen rustig slapen, Kelk, wil mij gelooven
- voor elke zwerver staat nog ergens wel een bed! -
Den allerlaatsten stuiver mogen zij ons rooven,
maar onder 'n goedertieren hemel als hierboven
werd ergens wel voor ons een kruikje op zij gezet.

Luister naar mij, zoo gij 't niet alree hadt vernomen.
en kòm .. Ik weet een klein, zéer zindelijk logement.
Heimlijk-verscholen ligt het achter dichte boomen,
geen vreemde, stuursche gasten zullen er ooit komen;
het is - godlof! - den ingewijde alléén bekend!

Wij zullen er vandaag tesamen gaan verrassen
d'illustere geesten, die hun uren er verdoen
met schuimend bier, genever en klaverjassen,
de laatste Mohikanen die nog kunnen brassen,
de dooven voor elk saai, betweterig sermoen.

De avond valt er snel op zulk een dag als déze;
de vroeg-ontstoken lamp geeft een genoeglijk licht;
de ronde kastelein zit er z'n krant te lezen
en komt wat traag van zijnen stoel gerezen
voor het vervullen van zijn dagelijkschen plicht.

Hij heeft een kwaal (het hart, de lever of de nieren?),
maar wat hij liefdrijk schenkt smaakt op mijn woord
                                                                niet kwaad;
zijn straffe borrels en zijn lichte en donkre bieren,
hij heeft hen enkel om ons beiden te plezieren
en zulks voor luttel geld en in een prima maat:

Gij treft er op dit uur alleen rechtschapen lieden:
een boer, een scharesliep met z'n verfomfaaid lief,
het renteniertje, dat de zorgen 't hoofd komt bieden,
de dokter die de kafferpokken poogt t' ontvlieden,
een strooper, een chauffeur, een gladde vischjesdief.

Te véél ontwikkeling is hun bespaard gebleven,
Zij kennen Einstein niet, noch Kloos of Mengelberg.
Zij weten niets van Paul Verlaine's smart'lijk leven
- misschien de dokter, maar hem is het om het even! -
en („de waarheid, Schele!”) is dat wel zòo erg!

Maar het zijn in hun soort voortreffelijke vrinden
en samen vormen zij een achtenswaardig gild',
dat zich door waanzin-wetten niet zal laten binden
of treffen in datgeen wat zij het diepst beminden;
de drank waarmee de dorst des lichaams wordt gestild.

Dit zijn de mannen met d'oud-Vaderlandsche kelen,
verzameld in hun burcht, hun veilig toevluchtsoord
waar droge apostelen niets hebben te bevelen
of ons met hunne bakerplaatjes stom vervelen. . . .
Ga mee. Er wordt vandaag een nieuw vat aangeboord!


Dit is een tegenzang op Klaagzang om brillant verleden van C.J. Kelk


Jan R. TH. Campert 1902 - 1943
Bron: De dorstige dichter, omvattende een bescheiden verzameling
gedichten en liederen uit nabij en ver verleden, handelende over
den drank en zijn schenkplaats, over den dorstige en over de dorst
vergaard door Han G. Hoekstra.
Uitgeverij Bigot & Van Rossum N.V. Amsterdam 1939