Tafelen Stil boven haar bord prakt ze zijn woorden, schraapt zinnen bij elkaar die ongezouten uithalen, en weer, weer nergens voor deugen, tot een klonterige pap. Boven op een smakeloze brij schept hij een jus van vette gebaren, opstaan, armenzwaaien, vuisten, bestek rechtop in de knuist. Zij hoofd een hogedrukpan. Bellen hete adem borrelen dicht langs haar vork. Messcherp ziet ze de ravage, klaprozen, rode vlekken. Ze slikt. Er is niets na. uit: 'Naastenparade', 2002. Francie van den Hurk 1948 |