Volt de beker nog eens Volt de beker nog eens; want nog nooit vóór deez' tijd voelde ik vreugde als die thans mij het herte verblijdt. Drinken wij! - wie zou niet? - Want ter wereld is toch in de beker alleen noch verraad noch bedrog! Ik heb alles gesmaakt van het leven des mans; mij gebakerd in 't licht van een oogstraal vol glans; 'k heb bemind! - en wie niet? - Maar, gij harten, verklaart: of wel ooit waar genot aan de drift was gepaard? In de dagen der jeugd, als het hart, in zijn lent' nog durft dromen, dat vriendschap geen vleugelen kent, had ik vrienden! - wie niet? - Maar geen tong die belijdt, dat er vrienden zo trouw zijn, o wijn, als gij zijt! Onbestendig is 't harte ener vrijster en boos; alle vriendschap is dwarlwind - en gij blijft altoos! Gij wordt oud - en wie niet? - maar wat is er op aard', dat steeds krachten als gij met de jaren vergaart? Schoon gezegend met al wat de liefde kan biên, zo wij enkel de schaduw eens meêminnaars zien, zijn wij nijdig! - wie niet? - En gij kent zulk geen lot, want hoe meer u genieten, hoe meerder 't genot! Wanneer eindlijk van 't leven geen bloeisel meer rest, dan wordt al onze toevlucht de beker op 't lest; en wij vinden - niet zo? - als 't voordezen ook was, de eedle waarheid nog steeds op de bodem van 't glas. Als de doos van Pandora werd opengedaan, ving 't beheer der ellende op het aarderijk aan, De hoop bleef - deed zij niet? - Maar wat maakt ons die deugd? Wij, wij kussen de kroes en zijn zeker van vreugd. Leve lang dan de druif! Tevergeefs snelt de tijd; want de jaren des wijns maken de onze verblijd: sterven moet men, - wie niet? - Zijn onz' schulden voldaan, dan hoeft Hebe hierboven nooit ledig te staan! Lord Byron 1788 - 1824. Vertaling: Karel Lodewijk Ledeganck 1805 - 1847 Uit: BZZLLETIN 291, oktober 2004.Dit laatste nummer van BZZLLETIN gaat over de roes. Bron: Gerrit Komrij, Aan een droom vol weelde ontstegen. Poëzie uit de romantiek 1750-1850 Amsterdam. Meulenhoff, 1982 |