Vosse soppen Hoe zalig was het zicht op bruine bonen hopen. Geruiterd rij aan rij, als wachters in ’t gelid.
Die in oktober stonden rijp te stoven.
Totdag ze door de boer werden gelicht.
En had die goed geboerd dan kon hij psalmodiëren.
En tasten handen diep in vest- en broekzak.
Dan at hij ’s middags spek en ’s avonds zwoerd met peren.
En daarna onderzeil totdat de morgen brak.
Lau Geerse 1930 Vosse Soppen is Zeeuws dialect voor ‘vers weken’. Het gerecht was een mengspijs dat direct na de slacht werd gegeten. Een feestmaal dat bestond uit peren, rapen en aardappelen die in het vleesnat van het geslachte varken werden gekookt. |